Konijnen

Informatie over konijnen

Ons team van gezelschapsdierenartsen en assistentes biedt uitstekende diergeneeskundige zorg voor uw konijn.

Wij kunnen u een goed advies geven over en begeleiden bij onder andere medische zaken, preventieve gezondheidszorg, gedrag, voeding en verzorging.

  • Castratie en sterilisatie
  • E cuniculi
  • Vaccinatie
  • Voeding

Castratie en sterilisatie

Er zijn verschillende redenen om uw konijn te castreren of te steriliseren.

Een alom bekende reden is uiteraard het voorkomen van dekkingen en daarmee ongewenste nakomelingen, vooral bij het samenhouden van nestgenoten. Daarnaast zijn konijnen nadat ze geholpen zijn vaak minder territoriaal, waardoor het risico van vechten met andere konijnen afneemt. Mannetjes zullen na castratie ook minder snel gaan sproeien, wat zeker bij konijnen die binnen gehouden worden zeer ongewenst gedrag kan zijn.

Een belangrijke medische reden om vrouwelijke dieren te steriliseren is dat er bij 50-80% van alle vrouwtjes boven de 3 jaar tumoren van de baarmoeder voorkomen. Deze tumoren zijn over het algemeen kwaadaardig van karakter.

Het is dan ook goed om dan op vroege leeftijd te opereren, dat wil zeggen voor 1 jaar leeftijd.

Vanaf welke leeftijd

Konijnen kunnen al vanaf 3 maanden leeftijd geslachtsrijp zijn en moeten daarom vanaf die leeftijd het liefst ook gescheiden gehuisvest worden. Sterilisatie van het vrouwelijke konijn kan uitgevoerd worden vanaf ca. 6 maanden leeftijd en is bij het konijn een gangbare operatie. De castratie van een mannelijk konijn kan al op een leeftijd van 4 maanden, maar voorwaarde is wel dat beide testikels zijn ingedaald.

De operatie

Voor de operatie zal het konijn worden opgenomen in onze kliniek. Na de operatie mag het konijn bijkomen in onze couveuse zodat het lekker warm blijft en rustig weer wakker kan worden. U krijgt van ons ook een zakje met speciaal voer mee zodat u konijn na de ingreep zo snel mogelijk weer gaat eten.

Zoals bij iedere ingreep is er bij castratie en sterilisatie een anesthesierisico. Door het gebruik van moderne middelen en de intensieve begeleiding na de operatie, wordt dit risico zo laag mogelijk gehouden.

E cuniculi

Encephalitozoon cuniculi is een parasiet die bij konijnen een aantal ziekten kan veroorzaken, waaronder toevallen en nierziekten. Een veel voorkomende aandoening die door E. cuniculi wordt veroorzaakt is het plotseling optreden van draainek, oftewel het scheefhouden van het hoofd.

Niet alle konijnen die dragers zijn van E. cuniculi vertonen symptomen van de ziekte. Vele zijn ogenschijnlijk gezond, maar kunnen dan wel andere konijnen besmetten. De parasiet wordt via besmette urine of van moeder op kind overgebracht en kan meerdere weken in de omgeving overleven. Op plekken waar veel konijnen bij elkaar leven, is de kans op infectie groot, zelfs als goede hygiëne in acht wordt genomen.

Verschijnselen

E. cuniculi kan zich op meerdere manieren manifesteren. Een veel gezien symptoom is de draainek, waarbij het konijn de kop naar 1 kant op draait en vaak ook alleen die kant oploopt. Soms is de rest van het lijf ook atactisch, waarbij een soort dronkemansgang wordt waargenomen. Naast het zenuwstelsel kunnen ook de nieren aangetast worden. Een konijn zal dan gaan afvallen en kan ook meer gaan drinken en plassen. E. cuniculi kan ook de interne structuren van het oog aantasten en (gedeeltelijke) blindheid veroorzaken, dit komt vooral voor bij konijnen die de parasiet van de moeder hebben gekregen tijdens de dracht.

Diagnose

Blootstelling aan de parasiet kan worden vastgesteld aan de hand van een bloedtest; in de ontlasting of urine kan worden gekeken of een konijn de parasiet ook uitscheidt. Deze testen zijn echter niet altijd even betrouwbaar. Daarom wordt de diagnose vaak gesteld op basis van de verschijnselen.

Behandeling

E. cuniculi is te behandelen, maar het kan voorkomen dat ernstige gevallen niet op behandeling reageren. Belangrijk is wel dat de behandeling zo snel mogelijk wordt begonnen. Twijfelt u dus of uw konijn mogelijk besmet is, neem dan zo snel mogelijk contact op met de praktijk.

Preventie

E. cuniculi is niet alleen besmettelijk voor konijnen maar kan ook voor andere soorten gevaarlijk zijn, zoals cavia’s die samen met konijnen worden gehouden. E. cuniculi besmet geen gezonde mensen, maar mensen met een ernstig verzwakte afweer doen er goed aan blootstelling te vermijden, omdat het bij hen gezondheidsproblemen kan veroorzaken.

Het is belangrijk dat u bij een besmet konijn de omgeving goed reinigt met ontsmettingsmiddel om verspreiding te voorkomen. Andere konijnen die nog geen ziekteverschijnselen hebben kunnen preventief behandeld worden met een speciaal anti-parasitair middel.

Vaccinatie

In Nederland worden Myxomatose en het Viraal Hemorragisch Syndroom (= V.H.S./R.H.D.).

Myxomatose

Myxomatose is een besmettelijke ziekte, die overgebracht wordt door muggen en die vooral onder wilde konijnen veelvuldig voorkomt. Een konijn met myxomatose kan verschillende symptomen krijgen. Een zwelling rond de neus en anus in combinatie met ontstoken ogen is vaak het eerste dat opvalt. Het konijn gaat bulten ontwikkelen, de zogenaamde myxomen, vaak rond de oren en ogen. Bij dit verzwakte konijn kunnen dan bijkomende infecties ontstaan. Het konijn is dan algeheel ziek met koorts, uitvloeiing bij neus en ogen en een algeheel gezwollen kop. Veel konijnen overlijden uiteindelijk aan deze ziekte, ondanks een mogelijk ingestelde therapie.

Viraal Hemorragisch Syndroom (Rabbit Haemorrhagic Disease)

Viraal Hemorragisch Syndroom  wordt in Nederland veelvuldig gezien. Het enige symptoom is acute sterfte, meestal worden er verder geen symptomen waargenomen. De ziekte wordt overgebracht door contact met besmette dieren, door besmet voer zoals gras of kruiden uit weiden met besmette konijnen. Besmetting kan tevens plaatsvinden via waterflesjes, voerbakjes, mensen en insecten.

De klassieke variant van deze ziekte, veroorzaakt door het RHD1 virus, leidt meestal tot acute sterfte, zonder dat er ziekte verschijnselen zijn waargenomen. Het RHD2 virus geeft in principe dezelfde verschijnselen als RHD1 maar het verloop is meestal iets langzamer. In beide gevallen zien we soms (acute) benauwdheid, koorts, bloedingen en zenuwverschijnselen vlak voordat het konijn overlijdt. Daarnaast kan bij RHD2 een meer chronisch ziektebeeld gezien worden waarbij het konijn gedurende langere periode algemeen ziek kan zijn. Vaak is er echter niets te zien aan konijnen met deze ziekte totdat ze acuut ziek worden en vrijwel meteen daarna sterven. Voor VHS is geen behandeling mogelijk. Wel kunnen dieren worden beschermd door middel van vaccinatie.

Vaccinaties

Voor zowel myxomatose als VHS kunt u uw konijn beschermen met een vaccinatie. Het vaccin geeft bescherming tegen de myxomatose, de RHD 1 en 2. Dit vaccin kan al vanaf 5 weken leeftijd gegeven worden, echter moet het dan nog wel herhaald worden voor goede bescherming. Vanaf 7 weken leeftijd is een éénmalige vaccinatie voldoende voor een jaar bescherming.

Verdere maatregelen

Om de verspreiding van deze dodelijke ziektes te voorkomen kunt u een aantal maatregelen nemen.

  • Aangezien stekende insecten een grote rol spelen in de verspreiding van myxomatose, en ook bij VHS, is een goede insectenbestrijding belangrijk. Het hok kan worden beschermd met horgaas en zorg voor goede hygiene door regelmatig te reinigen waardoor insecten niet worden aangetrokken.
  • Contact met wilde konijnen moet zo veel mogelijk worden vermeden. Weer ze uit de tuin door bijvoorbeeld de tuin aan de onderkant af te zetten met gaas en zorg dat uw konijn afgeschermd in een hok zit.
  • Ruimtes waar mogelijke besmette konijnen zijn geweest, dienen grondig gereinigd te worden met water en zeep en daarna gedesinfecteerd te worden.
  • Voer geen (vers) gras of groente van buiten (moestuin) aan uw konijn. Kijk ook uit met het voeren van hooi of kuilvoer waarvan u vermoedt dat wilde konijnen er bij kunnen zijn gekomen.
  • Neem geen zieke konijnen uit het wild mee naar huis.
  • Goede (hand)hygiëne is belangrijk om verspreiding van het virus te beperken; was uw handen extra goed met water en zeep vóór en na het voeren en verzorgen van uw konijn.
  • Pas op met besmette konijnenveldjes (besmet met urine van wilde konijnen). Via uw schoeisel kan het virus verspreid worden. Laat uw konijnen in ieder geval niet in contact komen met schoeisel waarmee u over mogelijk besmet terrein heeft gelopen.

Voeding

Een juist dieet is essentieel voor de gezondheid van uw konijnen, met name voor de tanden en de spijsvertering. De basis van de voeding voor konijnen is ruwvoer, gras of hooi.

Ruwvoer

Het grootste deel van het voedsel van konijnen die als huisdier worden gehouden moet bestaan uit hooi. Dit moet onbeperkt beschikbaar zijn. Het eten van dit vezelrijke voedsel houdt uw konijn gezond en daarnaast lekker bezig. Hooi kunt u in een hooiruifje of netje doen om vuil worden te voorkomen en ervoor te zorgen dat uw konijnen er langer van kunnen eten. Er zijn verschillende voerspeeltjes te koop voor konijnen die maken het ruwvoer eten veel leuker en terwijl ze bezig zijn krijgen ze ook nog de broodnodige beweging. Veel konijnen hebben last van overgewicht.

Water

Dit moet altijd onbeperkt en schoon aanwezig zijn. Let er dus op dat het drinkbakje niet op de plek staat waar het konijn ook poept. Eventueel kan een drinkfles uitkomst bieden, vervang het water dan wel regelmatig.

Groenvoer

Bladgroenten zijn goed voor konijnen maar wel met mate. Laat konijnen altijd geleidelijk aan nieuwe groenten wennen. Wat kan er aanvullend aan konijnen gegeven worden:

  • boerenkool
  • bloemkoolblad
  • bietenloof
  • wortel + loof
  • lof van andijvie
  • paardebloem
  • weegbree
  • appels
  • beuken en wilgentakken
  • broccoli

Er zijn ook groenten die u beter NIET aan uw konijn kunt geven:

  • gemengde granen
  • peulvruchten
  • kool
  • sla
  • komkommer
  • tomaat
  • klaver
  • zacht fruit

Droogvoer

De voorkeur wordt gegeven aan pellets (de bruine staafjes), omdat elke korrel daarvan alle benodigde voedingsstoffen bevat. Dit in tegenstelling tot mengvoer (het voer met kleurtjes) waarbij konijnen vaak de lekkere dingen eruit pikken en de brokjes laten liggen. Geef nooit onbeperkt droogvoer door de voederbak voortdurend bij te vullen. Een konijn mag maximaal 25 gram brok/kg lichaamsgewicht/dag (± 1 eetlepel per kg). Komt u gerust eens langs op de kliniek om uw konijn te wegen.

Tussendoortjes

Tussendoortjes met veel vet mogen nooit gegeven worden omdat ze overgewicht of spijsverteringsproblemen kunnen veroorzaken. Daarnaast kunnen ook teveel suikers het maagdarmkanaal van een konijn ontregelen en voor veel problemen zorgen.

Er zijn verschillende commerciële kauwstaafjes verkrijgbaar, ons advies is om deze niet te geven, ivm een verkeerde samenstelling waardoor blaasontsteking kan ontstaan. Wilt u toch wat tussendoor geven kunt u bijvoorbeeld de kauwstaafjes van Fibafirst gebruiken.

Voerveranderingen

Voorkom plotselinge veranderingen in voeding. Als u iets wilt veranderen, doe dit dan geleidelijk over een aantal dagen of weken. Begin met kleine hoeveelheden van het nieuwe voedsel en geef daarna steeds meer, waarbij u tegelijkertijd het oude voedsel afbouwt.

Opeten eigen keutels

Het is normaal dat konijnen ’s nachts zachtere keutels produceren, die ze vervolgens opeten – dit is een belangrijk onderdeel van de voeding van konijnen – maar als een konijn veel te zwaar is of een pijnlijke bek of rug heeft, kan hij niet ver genoeg reiken om deze keutels ‘op te ruimen’. Wij zien dat veel konijnen in de praktijk hierdoor aan de diarree raken. Pas dus op met overvoeren.

Terug naar Gezelschapsdieren